Mantel vol gaten, donker en grauw
Een loense grijns als van de volmaakte rabauw
Hij strompelt vooruit en steunt op zijn stok
Tegen de mensheid koesterend een vreselijk wrok
De wormen sluimeren waar hij is geweest
De lijken smaken hen nog wel het meest
Levensgeesten zijn als de dood voor hem
Verzwinden bij het gekraak van zijn fluisterende stem

De plaeghdraegher verkneukelt zich, dit was zijn laatste wens
Alweer een gehucht gezuiverd, van die walgelijke mens

Plaeghdraegher was hier en heeft hen aanschouwd
Stinkende etter rond kadavers ijskoud
De ratten zijn vertrokken, ze volgen hun heer
In het volgende dorp halen ze meer

Composição: