Winter

Inverno

Winter

O frio chegouDe kou is gekomen
As árvores estão peladasKaal worden bomen
Nuvens escurasDonkere wolken
Logo a neve vai cair do céuNog even en de sneeuw valt uit de lucht
As folhas caemBladeren vallen
Em breve será invernoSnel zal 't winter zijn
Tempestades e chuvaStormen en regen
Podemos aguentarKunnen we tegen
Oh, que época maravilhosaO, wat een heerlijke tijd

refr.:refr.:
O inverno está de voltaDe winter is weer in 't land
Não estamos mais na praiaWe liggen niet meer op 't strand
Colocamos casacos quentesWe trekken warme jassen aan
E patinamos na pistaEn schaatsen op de baan
A neve, que cai de novo ao nosso redorDe sneeuw, die valt weer om ons heen
O Papai Noel está de volta em açãoDe kerstman is weer op de been
E as crianças brincam nas ruasEn kind'ren spelen in de straten
Com seus trenósMet hun slee

Estou me aquecendo'k Zit me te warmen
Nos seus braçosBij jou in je armen
Perto da lareiraDicht bij 't haardvuur
Oh, como isso pode ser aconcheganteO, wat kan dat toch gezellig zijn
Velas acesasKaarsen die branden
E taças cheias de vinhoEn glazen, gevuld met wijn
Mãos se estendendoReikende handen
Laços mais fortesHechtere banden
Que isso sempre seja assimLaat dit toch altijd zo zijn

refr. (2x)refr.(2x)

A neve, que cai de novo ao nosso redorDe sneeuw, die valt weer om ons heen
O Papai Noel está de volta em açãoDe kerstman is weer op de been
E as crianças brincam nas ruasEn kind'ren spelen in de straten