Toen vader en moeder trouwden, waar was jij toen?

Quando pai e mãe se casaram, onde você estava então?

Toen vader en moeder trouwden, waar was jij toen?

'Já se passaram tantos anos't Was bij elkaar al zoveel jaren
Que mãe e eu estávamos juntosDat moeder en ik samen waren
Então dissemos: "Vamos lá entãoDus zeiden we: "Vooruit dan maar
Vamos nos casar de uma vez"Dan trouwen wij 'es met elkaar"

Você nem tinha nascido aindaJe was niet eens nog echt geboren
Mas já sabíamos de antemãoMaar we wisten vantevoren
Que você logo estaria aquiDat jij er ook gauw bij zou zijn
Seria tão legal e tão bomWel zo gezellig en wel zo fijn

Então fizemos uma festaToen hebben wij een feest gegeven
E todo mundo ficou até tardeEn iedereen is lang gebleven
Todo mundo estava alegre e tão felizIedereen was vrolijk en zo blij
Você estava lá, mesmo que um pouquinhoJij was er heus ook een beetje bij

Depois de casados, começamos a esperarEenmaal getrouwd zijn we gaan wachten
Se você viria e pensávamos:Of jij nou kwam en wij dachten:
Que tipo de criança seria?Wat voor een kind zou het zijn?
Pois é, você veio, mas bem pequenininho.Nou dat werd jij, maar dan heel klein