Liefde, Leven, Geven

Amor, Vida, Doação

Liefde, Leven, Geven

Amor, quando foi que você disse que me amaLiefde, wanneer heb jij gezegd ik hou van jou
Amor, quando foi que você disse que vai me ser fielLiefde, wanneer heb jij gezegd ik blijf je trouw
Amor, eu ouço tão pouco sobre issoLiefde, ik hoor er toch zo weinig over praten
AhahaAhaha
Amor, parece que essa palavra não existe maisLiefde, het lijkt wel of dat woord niet meer bestaat

Vida, pode ser tão linda, por que há ódioLeven, het kan zo mooi zijn, waarom is er haat
Vida, em um mundo que tá indo pro buracoLeven, in een wereld die naar de knoppen gaat
Vida, você não pode fazer isso sozinho, tem que compartilharLeven, dat kan je niet alleen, dat moet je delen
AhahaAhaha
Vida, você sabe que isso também vai passarLeven, je weet toch dat dat weer over gaat

refr.:refr.:
Uma palavra amiga, um sorriso, um dia quente de primaveraEen vriendelijk woord, een lach, een warme lentedag
Estou tão feliz que posso viver esses diasIk ben zo blij dat ik die dagen beleven mag
Dê uma rosa pra elaGeef eens een roos aan haar
Esteja lá por alguémSta voor een ander klaar
Tem que ser possível viver assim juntosHet moet toch kunnen, zo te leven met elkaar
Ahaha ahaha ahahaAhaha ahaha ahaha

Doar, você faz isso quando alguém te amaGeven, dat doe je als er iemand van je houdt
Doar, você faz isso quando realmente confia em alguémGeven, dat doe je als je iemand eecht vertrouwt
Doar, não precisa ser caro, pode ser até com palavrasGeven, het hoeft niet duur te zijn, het kan zelfs met woorden
AhahaAhaha
Doar, não precisa ser muito, desde que venha do coraçãoGeven, het hoeft niet veel te zijn als je het maar meent

refr.(2x)refr.(2x)